Deel dit artikel:

01/03/2024

Armoede in amerika,
Made by America


'It's extremely expensive to be poor' (James Baldwin)

    Deel 2: 'We cannot just spend our way out of this'

 

Armoede in Amerika: wie profiteert er van?

Matthew Desmond is een hoogleraar aan Princeton en gespecialiseerd in armoedebestrijding in de VS. Hij heeft een originele insteek. Bij hem staat in eerste instantie de vraag centraal wie er eigenlijk van armoede profiteren en wie deze helpen creëren. Dit wordt ook weergegeven in de titel in zijn in 2023 verschenen boek ‘Poverty by America’.  Desmond biedt daarin een verrassende kijk op regelingen en situaties die armoede in stand houden. Voor Economische Zaken en Zo is de analyse van Desmond daarmee mooie aanvulling op het hier gepubliceerde overzicht van Piketty's onderzoek naar inkomens- en vermogensongelijkheid.

De VS zijn een hard kapitalistisch land en als zodanig niet vergelijkbaar met Nederland.  Met de huidige turbulentie in de VS, onder het tweede presidentschap van Trump, zullen de scherpe randjes van de Amerikaanse samenleving zich nog wat meer aftekenen.  Desalniettemin kun je juist door de Amerikaanse situatie meer zicht krijgen op lessen die in Nederland ook te leren zijn als het om armoedebeleid gaat.

 

Armoede en ongelijkheid

Armoede en ongelijkheid hebben weliswaar met elkaar te maken, maar de samenhang tussen deze twee is bepaald niet eenduidig. Wereldwijd is bijvoorbeeld de armoede afgenomen, terwijl tegelijkertijd de ongelijkheid is toegenomen. Dat komt vooral door de globalisering van de wereldeconomie, waarbij velen in Azië en Zuid-Amerika banen kregen die hun boven de armoede uittilden én de bovenste 1% die hun inkomsten en vermogens het hardst zagen groeien door de successen van het mondiale bedrijfsleven.
 


Armoede is de afgelopen decennia fors afgenomen, vooral in Zuidoost Azië en Latijns Amerika.
In deze chart te zien aan het afnemende percentage mensen dat van minder dan $2,15 per dag moet leven: het absolute minimum.
De laatste jaren stagneert de afname.
(Bron: Wereldbank 2024)


De groei van vermogen wereldwijd kwam weliswaar aan iedereen ten goede, maar de bovenste 1% profiteerde verreweg het meest.
Armoede nam zo bezien wereldwijd ook af, maar de ongelijkheid nam ook fors toe.
De lagere en middeninkomens in Europa en de VS merken deze ontwikkeling vaak extra sterk.
(Bron: World Inequality Report 2022)

 

Armoede is een relatief begrip natuurlijk. Het is heel wat anders als je echt niets te eten hebt in Soedan, dan of je de eindjes niet of met moeite aan elkaar kunt knopen in Nederland of in de VS. Dit gezegd zijnde: het aantal mensen dat in het rijke Noorden onder de lokale armoedegrens leeft is aanzienlijk en neemt niet heel erg af. Het is interessant om te kijken wat je daar nu aan kunt doen. In de VS zijn de tegenstellingen wat scherper en is het armoedeprobleem een slag groter dan bij ons in Nederland.


De (lokale) armoedegrens schommelt in de VS al decennia tussen de 10 en 15%
(Bron: Congressional Research Service)

 

De VS hebben een hoger inkomen per hoofd van de bevolking dan Nederland, maar ook grotere inkomensverschillen. Zo is het percentage mensen dat onder de armoedegrens leeft in de VS  fors hoger dan in Nederland.  In de VS ging het in 2023 om zo'n 11,1% van de bevolking en in Nederland om 3,1%. ( In Nederland is de berekening echter aangescherpt: daarvoor was het nog zo'n 7%. In de VS was het voor corona nog 14% en is het daarna verlaagd door coronavouchers en dergelijke. Zie: poverty USA)
Het armoedepercentage in de VS schommelt al zo'n 40 jaar rond de 12%. Desmond vraagt zich af hoe het nu toch kan dat armoede zo hardnekkig is. 

Min of meer bekend is de gebrekkige onderkant van de arbeidsmarkt in de VS, waar het minimumloon in veel staten erg laag is. Er is een enorm krachtige lobby tegen de verhoging van het minimumloon, met als belangrijkste lobbygroep de Amerikaanse Kamer van Koophandel. De sterk  verzwakte positie van vakbonden speelt hier een grote rol: landelijke CAO's zijn zeldzaam in de VS. Staten lokken bedrijven met strenge beperkingen op vakbondsactiviteiten, bijvoorbeeld door middel van 'right-to-work' wetgeving.  Een teken aan de wand van toegenomen werkgeversmacht was ook de toename van het concurrentiebeding bij laagbetaalde banen, waarbij je zelfs als fastfoodmedewerker niet mocht overstappen naar een concurrerende keten. Gelukkig heeft de federale overheid hier in 2024 een einde aan gemaakt.
 

 


De ontwikkeling van het reële minimumloon loopt in de VS nogal achter bij de stijging van de arbeidsproductiviteit.
(Bron: wikimedia)


De onderkant van de arbeidsmarkt in de VS is extra kwetsbaar voor economische ontwikkelingen: gaat het slecht met de economie, dan merkt men het daar meteen aan de toename van werkloosheid. Trekt de economie aan, dan merkt men het aan stijgende prijzen. Over het algemeen stijgen lonen aan de onderkant dan niet snel mee.
Vanzelfsprekend is aan de onderkant de onzekerheid over het aantal te werken uren en daarmee de inkomenszekerheid ook veel groter: bij de onderste 25% is deze al snel het dubbele van de hogere inkomens. (Zie afbeelding )

 


De lagere inkomens hebben veel meer onzekerheid ten aanzien van het aantal te werken uren.
(Bron: Brookings Institute)


Een nieuwe trend  is de invloed van technologie op de arbeidsproductiviteit, zoals algorithmic management.  Bedrijven passen allerlei truuks toe om door extra toezicht deze te laten stijgen. Algoritmes berekenen dan je looproute, je schermtijd, toiletbezoek et cetera. Men produceert dan meer per werkuur, terwijl men er zelf niet extra voor betaald krijgt. Ben je niet productief genoeg, dan dreigt ontslag. Ook hier voelt men het bij uitstek aan de onderkant van de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld bij bezorgers bij Uber of bij order pickers bij Amazon.


Amazon distributiecentrum in Maryland
(Bron: wikimedia)


De gebrekkige beloning en bescherming van arbeid voor de lagere inkomens biedt dan wel een belangrijke verklaring voor het hardnekkige armoedepercentage, maar er spelen ook nog andere zaken. Desmond wijst erop dat de uitgaven die gerelateerd zijn aan armoedebestrijding in de VS in de periode 1980-2016, omgerekend per persoon, met maar liefst 237% zijn gestegen.  In 1980 was voor een gemiddelde rechthebbende $1000 beschikbaar, in 2016 zo'n $3400. (Dollars gecorrigeerd voor inflatie)  Een fors deel van deze toename is toe te schrijven aan de toegenomen uitgaven voor medische regelingen, zoals 'Obamacare'. Zonder medische regelingen is de stijging 130%.  (Cijfers afkomstig uit lopend onderzoek van de John Hopkins University.)
Hoe kan het nu dat deze verdriedubbeling van uitgaven geen substantiële verandering heeft bewerkstelligd? Naast de arbeidsmarkt hangt dit volgens Desmond samen met twee andere grote factoren:
- het geld bereikt de mensen niet voor wie het bedoeld is
- arme mensen zijn meer gaan betalen voor zaken als krediet en woninghuur

Hoe werkt dit nu precies?


President Obama en vice president Biden applaudiseren na aanname van de Affordable Care Act , 'Obama care', in maart 2010
(Bron: wikimedia)

Lage 'take up rates'

Voor 2019 bekeek Desmond enkele grote landelijke regelingen voor inkomensondersteuning. Naar blijkt laten de laagste inkomens erg veel geld liggen.  Zo maakt slechts 48% van de rechthebbenden gebruik van foodstamps, een van de meest basale voorzieningen. Neem de tijdelijke ondersteuning voor huishoudens,  TANF: deze wordt door 25% van rechthebbenden niet aangevraagd.  Er blijft zo $13 miljard liggen.
Medische regelingen? Zo'n 20% van de ouders met lagere inkomens vraagt geen Medicaid aan en het daaraan gerelateerde Child Health Insurance: er bleef  $60 miljard liggen.
Er zijn ook nog zaken als belastingvoordelen die juist door de mensen met de laagste inkomens niet worden opgepakt, zoals de Earned Income Tax Credit. Volgens Desmond zijn er 7 miljoen mensen die dit voordeel laten liggen, wat op jaarbasis zo’n $17 miljard scheelt.
Ook worden er nog eens $9 miljard niet aangevraagd aan tijdelijke werkloosheidsuitkeringen in between jobs.  Aan bijzondere bijstandsregelingen (Social Security Income)  laat men $38 miljard liggen

Telt men bovenstaande getallen bij elkaar op, dan kom je al op een bedrag van $140 miljard in 2019 dat niet aangevraagd is.
 


Etalage in Brooklyn 2022.
Foodstamps ('SNAP- benefits') bestaan in de VS sinds 1939
(Bron: wikimedia)


Veel geld bereikt de mensen niet. Een verklaring kan liggen in de wijze van organiseren. Zo wordt de uitvoering van de tijdelijke aanvullende inkomensregeling TANF overgelaten aan de verschillende staten.  Soms leidt dit tot allerlei projecten, die ver af kunnen staan van de oorspronkelijke bedoeling, zoals (anti-abortus) zwangerschapsondersteuning in Pennsylvania,  of het 'Oklahoma marriage initiative' . Soms ligt het langdurig op de plank te wachten: Desmond geeft een voorbeeld van $790 miljoen in Tennessee. Al met al ontvingen arme families in 2020 van iedere TANF dollar slechts 22 cent in de vorm van directe cashondersteuning.
Een strenge aanvraagprocedure kan ook tegengestelde effecten genereren. Dit is in het geval bij de regelingen SSI en SSDI voor mensen met een beperking, zoals bijvoorbeeld rolstoelen. De meeste aanvragen, 2 op de 3, worden afgewezen. Het is inmiddels niet vreemd om daarvoor dan een ‘disability’ advocaat in de arm te nemen die je hierbij gaat helpen op basis van ‘no cure no pay’ en bij succes 10 tot 25% van het geld in ontvangst neemt. Inmiddels gaat in de VS $1 miljard dollar per jaar naar dergelijke advocaten.


President Roosevelt ondertekent de Social Security Act, augustus 1935
SSD (1956) en SSI (1972) zijn uitbreidingen van deze wet.
(Bron: wikimedia)


Vanzelfsprekend zijn er meer oorzaken. Het verhaal  van ‘profiteren van de bijstand’  blijkt in de VS in elk geval niet heel erg te kloppen, met al die mensen die regelingen laten liggen die voor hen bedoeld zijn. Er is in de VS inmiddels een hele wetenschap ontstaan die zich buigt over de vraag hoe je die lage percentages (‘take up rates’)  kunt verhogen.


Meer betalen: wonen

Een andere grote factor die bijdraagt aan het hardnekkige armoedepercentage, is dat lagere inkomens hogere uitgaven hebben aan zaken als wonen en krediet.
Zo zijn huren in de VS in de periode van 1985 tot 2022 vier keer sneller gestegen dan het inkomen. Ook in de VS speelt hierbij een tekort aan betaalbare koopwoningen een rol, maar er is iets anders gaande wat extra nadelig is voor mensen met lage inkomens. Verhuurders blijken in arme buurten relatief gezien méér winst te maken, zelfs het dubbele vergeleken met welvarende wijken (uitgezonderd enkele zeer chique buurten zoals Soho in New York). Desmond heeft hier zelf onderzoek naar gedaan en vond als hoofdoorzaak dat de uitgaven aan onderhoud en dergelijke in verhouding veel lager zijn dan bij huurwoningen in rijkere buurten. (In 2022 lichtte hij dit nog toe aan het 'housing committee' van de Senaat in Washington DC)
De onevenwichtigheid wordt daarnaast nog versterkt door ‘slumlords’. Zeg maar pandjesbazen die hun huurders uitwringen door gebrek aan huurbescherming dan wel mankracht om dit te controleren. 

 


Mobile home park in Bradenton, Florida
Er wonen zo'n 20 miljoen Amerikanen in trailers of mobile homes.
Investeringsmaatschappijen waaronder Berkshire Hathaway van Warren Buffet, kopen de locaties graag op vanwege de aantrekkelijke verhuurmogelijkheden
(Bron: wikimedia)


Verhuizen naar andere huurwoningen is vaak geen reëel alternatief en de toegang tot de koopwoningmarkt is vol obstakels. Afgezien van het tekort aan betaalbare koopwoningen, komen lagere inkomens niet alleen minder snel in aanmerking voor een hypotheek, bijvoorbeeld door minder stabiel inkomsten, maar betaalt men ook nog eens een hogere hypotheekrente, bijvoorbeeld vanwege een lagere 'kredietscore'.

Men wordt als het ware op een slechtere woningmarkt geduwd, met relatief minder waar voor je geld.

 

Meer betalen: krediet

Voor lagere inkomens zijn hypotheken over het algemeen een ver van je bed show.  De paradox is nu dat arme mensen veel vaker met leningen te maken hebben in het dagelijkse leven dan de beter gesitueerden.
Arme mensen staan vaker rood; per definitie een dure vorm van krediet. Het is ook een interessante markt waar veel geld aan verdiend wordt.  In 2019 betaalde 9% van alle bankrekeninghouders maar liefst 84% van alle kredieten voor tijdelijk rood staan. Deze 9% bestaat uit huishoudens die gemiddeld $350 op hun bankrekening hebben staan. Men brengt dan bij een overschrijding van de limiet een vast bedrag in rekening. In 2021 was dit tarief gemiddeld zo’n  $33 dollar. Af en toe even 20 dollar rood staan kan in de VS zo wel oplopen tot 200 dollar op jaarbasis aan kosten door ‘multiple charges’.
Het kan nog erger: in 2019 had maar liefst 5,4% van de huishoudens  géén bankrekening.  Deze zijn dan vaak afhankelijk van het inwisselen van cheques bij tal van kantoortjes. Dit is een enorme business, met fees van tussen de 1-10% van het om te wisselen bedrag.
Vanzelfsprekend zijn creditcardmaatschappijen belangrijke verstrekkers van krediet bij aankopen, met navenante rentepercentages. In opkomst zijn echter nieuwere kredietmogelijkheden door bedrijven zoals Klarna en Afterpay. Deze bedrijven zijn relatief goedkoop zolang je op tijd terugbetaald, maar de kosten stijgen fors zodra  je de termijn overschrijdt.

 


'Buy now pay later' apps zoals Afterpay en Klarna zijn verleidelijk, want gemakkelijk en in eerste instantie goedkoop.
 

In principe is gewoon lenen altijd goedkoper dan rood staan en dergelijke, in de VS kijkt een bank daarvoor naar je 'credit score'.  Deze rating speelt een enorm grote rol in het dagelijks leven van Amerikanen. Hoe lager je score, hoe hoger de rente.  In 2015 hadden 26 miljoen mensen in de VS zelfs helemaal geen score en nog eens 19 miljoen hadden een niet geldige score, bijvoorbeeld omdat hun gegevens verouderd waren. In beide gevallen krijg je dan geen lening en soms zelfs geen baan omdat werkgevers in de VS de 'credit score' regelmatig als maatstaf gebruiken om te bepalen in hoeverre je een geschikte werknemer bent.

Een bekende vorm van krediet is het verstrekken van een loonvoorschot. Ooit golden in de VS beperkingen tot een maximum van 6 tot 12% op jaarbasis voor het verstrekken van loonvoorschotten. Met het dereguleren van de financiële sector in de jaren ‘80  stegen de rentes razendsnel tot 300% of meer op jaarbasis. Inmiddels zijn er staten die dit opnieuw aan banden hebben gelegd, maar in de helft van de VS is dit nog altijd niet het geval. Bijvoorbeeld: op jaarbasis betaal je voor een loonvoorschot van twee weken  664% rente in Texas of 460% in Californië.
Het wordt nog erger als je de lening verlengt, bovendien hebben deze soort leners (zoals de apps Dave en Earnin)  toegang tot je bankrekening, waardoor je extra rood kan komen te staan op een nadelig moment (zie hierboven).

 

 


Cash in advance apps zoals Dave en Earnin kunnen extra rood staan veroorzaken.


Dat verlengen komt vaak voor. De gemiddelde loonvoorschot lener lost na 5 maanden pas af en heeft dan meer dan de oorspronkelijke schuld betaald. Gedetailleerd onderzoek uit 2014 wees uit dat men dat jaar gemiddeld $375 leende en hiervoor minstens $520 betaalde. (Zie ook onderzoek uit 2021 van het Consumer Financial Protection Bureau. NB: Trump en Musk willen de CFPB opheffen)
Gewone banken zouden dit soort voorschotten veel goedkoper kunnen doen, maar de ouderwetse lokale banken zijn meer en meer verdwenen.  Opmerkelijk is dat de grote landelijke banken in de VS, zoals Wells Fargo en JPMorgan Chase,  zich geheel niet met deze vormen van bankieren bezig houden.

 


Aan rente voor rood staan wordt in de VS jaarlijks zo'n $10 miljard uitgegeven, voor loonvoorschotten geldt een vergelijkbaar bedrag. Daar valt veel aan te verdienen. Desmond ontleent deze gegevens uit het onderzoek van het 'Financial Health Network'. Deze stichting kijkt naar alle vormen van dagelijks krediet voor Amerikaanse huishoudens, waaronder naast rood staan en loonvoorschotten ook creditcard kosten, kopen op afbetaling en leningen op onderpand. Hypotheekrente rekenen ze niet mee. Vervolgens maken zij onderscheid naar de impact op soorten huishoudens. In hun rapport uit 2024  komen ze voor 2023 op een totaalbedrag van $415 miljard aan uitgaven aan dagelijks krediet. Hiervan wordt $60 miljard betaald door financieel gezonde huishoudens  (34% van de onderzoekspopulatie), $115 miljard door de kwetsbare huishoudens (15% vd populatie) en $240 miljard door de middeninkomens die min of meer rond kunnen komen ('coping': 51% van de populatie).  Kijk je op basis van deze gegevens naar de uitgaven op basis van inkomen, dan zie je dat kwetsbare huishouden 16% van hun inkomen uitgeven aan dagelijks krediet. Vanzelfsprekend zouden ze dit geld wel beter kunnen gebruiken.
De Amerikaanse zwarte activist en schrijver James Baldwin zei het al: ‘It’s extremely expensive to be poor’.

 


De muren zijn niet altijd onzichtbaar: daklozenkamp in San Francisco, 2017
(Bron: wikimedia)

 

Desmond vat het mooi samen: "Poverty is not simply about having not enough money, it’s not having enough choice and being taken advantage because of that. Where there is exclusion, there is exploitation"

In zekere zin kun je spreken van parallelle werelden: twee arbeidsmarkten, twee woningmarkten en twee financiële markten. Het verschil is niet altijd even zichtbaar. Desmond spreekt van 'onzichtbare muren'. Zie voor een blik aan de andere kant: Armoede in Amerika deel 2.