Deel dit artikel:
ZOEK DE VERSCHILLEN
laatste update: april 2024
Dit is een vervolg op 'stikstof en biologische melk'
Wie biologische zuivel koopt, helpt de uitstoot van stikstof vanuit de landbouw met bijna de helft te reduceren. Dat is fantastisch. Hier wordt een poging gewaagd om aan te geven wat dit nu voor impact heeft op de natuur. Daarvoor is het zaak eerst in vogelvlucht de schade te inventariseren die de afgelopen decennia aan de biodiversiteit in Nederland is toegebracht door de intensieve landbouw, om te beginnen de schade door stikstof.
Het probleem met stikstof is dat het de biodiversiteit inperkt. De natuur wordt er eenzijdiger van. De bodem wordt ‘voedselrijker’, hetgeen een achteruitgang betekent van planten en daarmee verbonden insecten. In de eerste plaats de soortenrijkdom die te vinden is op zogenoemde 'voedselarme' gronden: duinen, hoogvenen, heide en bossen op zandgronden. Daarnaast zijn de weides en de bermen eveneens minder bloemrijk geworden. Stikstof heeft er dan ook een fors aandeel in dat van de 1437 wilde planten in Nederland er 530 als bedreigde soort worden beschouwd (Floron Rode Lijst 2012).
Heide in Nationaal Park Dwingelderveld (bron: wikimedia)
Aangezien het grootste deel van Nederlandse bos op zandgrond staat, worden bossen extra getroffen. Gecombineerd met de toename van periodes van droogte ontstaat hier een extra gevaarlijke situatie omdat het bodemleven versneld achteruit gaat hollen. Dit leidt tot minder en kleinere insecten en slakken, waardoor er weer minder voedsel is voor kikkers, egels en vogels.
Dankzij natuurbeheermaatregelen zijn er ook positieve tegenbewegingen in gang gezet, waardoor de achteruitgang enigszins geremd is. Zo worden veel bermen tegenwoordig ingezaaid met bijzondere soorten en wordt er pas na het bloeiseizoen gemaaid. Op zich heel goed natuurlijk. De schadelijke gevolgen van stikstofoverschotten houdt je er echter niet mee tegen. Daarvoor is simpelweg reductie van stikstof nodig.
Bloemrijke bermen langs het Amsterdam-Rijnkanaal
Hoe groot de schade door stikstof vanuit de landbouw voor flora en fauna precies is, is moeilijk te meten omdat er zoveel andere factoren meespelen. Het is vaak lastig om de gevolgen van teveel stikstof te scheiden van de gevolgen van het gebruik van pesticiden. En dan zijn er nog andere aspecten van landbouwmethoden zoals waterbeheer, maaien en soorten gewassen. Desalniettemin krijg je een goede indicatie hoe schadelijk de intensieve landbouw voor biodiversiteit is als je kijkt naar de neergaande ontwikkeling in aantallen bij insecten en vogels.
Twee insectenmeetpunten in Duitsland die de basis legden voor het baanbrekende Krefeldonderzoek
Insecten
Het 'Krefeldonderzoek' uit 2017 is de basis voor grote verontrusting over het verdwijnen van insecten: op basis van metingen in 63 natuurgebieden in Duitsland over de periode 1989-2016 kon geconstateerd worden dat 75% van de biomassa van alle insecten achteruit was gegaan. De onderzoekers concludeerden dat er hiervoor niet eenduidig oorzaken waren aan te wijzen, maar wezen er nadrukkelijk op dat verschillen in locatie of veranderende weersomstandigheden (zoals meer hete zomers en mildere winters) géén afdoende verklaring boden. Inmiddels stellen enkele onderzoekers in een artikel in 'Nature' dat klimaatverandering wél een belangrijke verklaring biedt voor de afname. Zo discussieert men nog wel even door. Voordeel is in elk geval dat insectenpopulaties beter gemonitord worden. Het gaat immers niet alleen om aantallen, maar ook om soortenrijkdom.
Vooral in heide en duingebieden is de vlinderpopulatie afgenomen
(bron: Vlinderstand 2023, Vlinderstichting)
Voor Nederland is er niet zo’n alles overkoepelend grootschalig onderzoek naar de insectenpopulatie gedaan zoals in het Krefeldonderzoek, maar er zijn wel meer specifieke onderzoeken naar insectensoorten op enkele locaties.
Vlinders zijn de meest bedreigde insectensoort: 68% van de in Nederland voorkomende soorten staan op de Rode Lijst. Qua aantallen zijn vlinders met bijna 40% afgenomen in de periode 1992-2018 (en vermoedelijk met 75% als je rekent vanaf 1950). Grote klappen hebben in de heide en duingebieden plaatsgevonden: niet toevallig weer de voedselarme gebieden (zie afbeelding hierboven).
De helft van alle wilde bijensoorten in Nederland staat op de Rode Lijst. De forse achteruitgang zette al voor 1980 in. De situatie is dermate zorgelijk dat er inmiddels een reddingsplan van de EU op tafel ligt (dankzij het burgerinitiatief Save Bees and Farmers, dat hiervoor meer dan een miljoen handtekeningen binnenhaalde).
Ook het lieveheersbeestje behoort tot de insectensoorten die fors zijn afgenomen in Nederland (afbeelding: Wikimedia)
Onderzoek naar loopkevers in Drenthe in het Dwingelderveld wijst na extrapolatie op een afname van 70% in dezelfde periode.
Onderzoek naar nachtelijk actieve insecten in natuurgebied de Kaaistoep in Brabant wijst eveneens op dergelijke afnames bij alle aanwezige soorten kevers. Tevens is er sprake van forse afname bij andere insectensoorten zoals gaasvliegen, lieveheersbeestjes, kokerjuffers en nachtvlinders. (Zie hier voor beide onderzoeken)
Achteruitgang insecten in twee natuurgebieden Nederland 1990-2016 (bron: Natuurmonumenten)
Vogels
Vogels laten zich wat makkelijker tellen en zijn als vertegenwoordigers bovenin de voedselketen een goede indicator voor wat zich daaronder afspeelt.
In mei 2023 werd een Europees onderzoek gepubliceerd, waar men voor het eerst alle vogeldata van Europa heeft kunnen samenvoegen over een lange periode: 1980-2016. Hierdoor werd het mogelijk om oorzaken van achteruitgang te specificeren. Naar blijkt, is er voor deze periode sprake van een achteruitgang met 25% voor alle vogels. Ten aanzien van boerenlandvogels in Europa gaat het echter om een daling van 57%, dit laat zich deels verklaren door verstedelijking, maar de hoofdoorzaak is intensieve landbouw als zodanig vanwege de neiging tot monocultuur en overvloedig gebruik van pesticiden en kunstmest. Voor Nederland is de situatie voor boerenlandvogels nog een slag ernstiger: een daling van meer dan 70% in de periode 1960-2020. De verklaring hiervoor ligt waarschijnlijk bij de relatief grote omvang van onze intensieve landbouw in vergelijking met veel andere Europese landen.
Achteruitgang boerenlandvogels in Nederland sinds 1960 (bron: CBS)
Water
Voor water zijn in Nederland wel grote alomvattende metingen beschikbaar. Water is een belangrijke indicator voor biodiversiteit. Ter voorbereiding op nieuwe Europese richtlijnen worden sinds 2000 zo'n 700 grote 'waterlichamen', zoals meren, kanalen en rivieren consequent gemonitord . Op basis van de meest recente gegevens (2019) blijkt Nederland het meest vervuilde water van Europa te hebben. “Zo’n 17% is ecologisch gezien goed, voor 83% zijn dringend maatregelen nodig” De grove inschatting is dat een derde van de oorzaak van de watervervuiling gelegen is in de pesticiden en meststoffen afkomstig van de intensieve landbouw.(bron WUR magazine) De naar schatting 300.000 km aan sloten in Nederland zijn hierbij nog buiten beschouwing gebleven. Aanvullend onderzoek naar 'kleine wateren' (sloten, stadsvijvers, kleine plassen) van het Nederlands Instituut voor Ecologie leverde een vergelijkbaar resultaat: 20% van de kleine wateren is 'ecologisch goed'.
Zo'n 80% van de Nederlandse sloten is ecologisch in slechte staat (Afbeelding: 'In sloot en plas' , schoolplaat 1909 M. A. Koekkoek)
Het zijn met name de gevolgen van het gebruik van pesticiden die moeilijk te meten zijn. Het is grotendeels nog een onontgonnen terrein, waarvan de gevolgen maar langzaam in kaart worden gebracht. Neem bijvoorbeeld een van de meest beruchte middelen: glyfosaat, beter bekend onder de merknaam Roundup. Glyfosaat is een gewasverdelger met één heel bijzondere in het oog vallende eigenschap: je ziet het effect direct aan de hand van geel uitgeslagen weilanden.
Geel uitgeslagen weidegrond na behandeling met glyfosaat. Zodra je het weet, zie je het overal
(april 2024: fietstochtje Groningen)
Rond glyfosaat woedt een enorme strijd rond wel of niet verbieden op basis van al dan niet voldoende wetenschappelijk onderzoek. Het is eigenlijk een achterhoedegevecht in een omgekeerde wereld: het middel is al vijftig jaar op de markt zonder eerst uitvoerig getest te zijn. Dat is het probleem van pesticiden, er zijn er zo’n 2000; ze worden geacht onschadelijk te zijn tot het tegendeel is bewezen. Verbied je de ene variant, dan komt er weer een nieuwe op de markt.
Kaalgeslagen ondergrond na behandeling met glyfosaat in een appelkwekerij in Oostenrijk ( bron: Wikimedia)
Ten aanzien van de meststoffen in het water zijn de conclusies eenduidiger. Ze zorgen voor ‘eutrofiëring’ , de situatie waarbij er een groei optreedt van een beperkt aantal soorten waardoor de biodiversiteit afneemt , met name door algengroei. Eutrofiëring kan leiden tot zuurstoftekort in het water, funest voor onder meer de visstand. Ongeveer de helft van de Nederlandse kleine wateren heeft met eutrofiëring te kampen.
(Terzijde: 30% van de kleine wateren heeft hier weliswaar geen last van, maar heeft toch te weinig plantengroei. Hoogstwaarschijnlijk komt dit dan vooral door pesticiden. Overigens werd in 10% van de kleine wateren überhaupt géén leven aangetroffen.)
Oprukkende algengroei: eutrofiëring in een smal kanaal in Nederland ( bron: Wikimedia)
Tussenstand
Tot zover een korte inventarisatie van de forse achteruitgang in biodiversiteit in Nederland. Het aandeel van de intensieve landbouw hierin valt niet zomaar te kwantificeren. Voor stikstof is dat nog redelijk eenvoudig, aangezien de sector verantwoordelijk is voor de helft van de stikstofuitstoot van Nederland en daarmee ook voor de helft van alle stikstofgerelateerde achteruitgang van alle natuur op voedselarme gronden. De gevolgen van het gebruik van pesticiden zijn daarentegen notoir lastig om concreet aan te wijzen. Vanzelfsprekend speelt de bevolkingsgroei met toegenomen bebouwing en allerhande vervuiling door industrie en verkeer eveneens een grote rol. Intensieve landbouw is als het ware één van de drie grote factoren. Wellicht is het dan redelijk om als vuistregel de landbouw voor een derde verantwoordelijk te houden voor de neergang van de Nederlandse natuur. Dat wil nog niet zeggen dat dit vooral de verantwoordelijkheid is van de boeren: deze verantwoordelijkheid ligt ook dagelijks bij ons als consument op het bord.
Biologische aardappelen op je bord:
tegenover een 25% hogere prijs staat 95% meer flora op de akker en zeker 25% meer vogels en insecten
Alleen al op basis van het feit dat biologische landbouw zonder kunstmest en pesticiden werkt, kun je al concluderen dat deze vorm van landbouw de door intensieve landbouw veroorzaakte achteruitgang van biodiversiteit min of meer stopt. In hoeverre er ook sprake is van het herstellen van de geleden schade is een andere vraag. Het laat zich heel moeilijk meten als het om aan landbouw grenzende natuurgebieden gaat, maar als het gaat om biodiversiteit op biologische percelen zelf, is er veel onderzoek gedaan. De uitkomsten zijn bemoedigend.
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat op biologische landbouwgronden de soortenrijkdom van flora en fauna 30% hoger is dan bij intensieve landbouwpercelen. Kijk je puur naar kwantiteit, dan gaat het om 50% hogere aantallen. Er is als het ware meer 'leven' in de brouwerij. Voor biologische akkerbouw (aardappelen, granen en suikerbieten) zijn de verschillen in flora het grootst: qua diversiteit 78% en qua aantallen 95% meer akkerflora vergeleken met intensieve landbouw.
Bij fauna gaat het bij insecten om ruwweg 25% aantoonbaar diverser en talrijker, bij boerenlandvogels om 35% diverser en 25% talrijker. (zie voor een overzicht van wetenschappelijke onderbouwing het Thüneninstituut of download de Green Paper Biodiversiteit van Bionext).
Weiland met alleen Engels raaigras: geen ruimte voor andere plantensoorten
Weiland met mix Engels raaigras en klaver en boterbloemen is al een stap extra richting meer biodiversiteit: vaak te zien bij biologische melkveehouderij ( bron: Wikimedia)
Bij weilanden voor veeteelt is er in Nederland onderzoek gedaan naar de verschillen tussen biologische en intensieve landbouwbedrijven die beide Engels raaigras op de percelen hebben. Hieruit bleek dat de biologisch beheerde gronden 30% meer soortenrijkdom in flora hadden.
Een apart punt zijn de metingen van regenwormen, die ook wat zeggen over de bodemvruchtbaarheid en het vermogen om water vast te houden: aantoonbaar 78% hoger.
Blauwkopworm: meest voorkomende worm in Nederland
Op biologische landbouwpercelen zijn fors hogere aantallen regenwormen per vierkante meter te vinden:o.a. goed voor vogels of het voorkomen van uitdroging door klimaatverandering.
( afbeelding: Wikimedia)
Dit is indrukwekkend. De oorzaak is niet alleen gelegen in het verbod op het gebruik op kunstmest en pesticiden, maar ook door de wettelijke verplichting tot gewasrotatie in de akkerbouw. Gewasdiversiteit helpt wel bij biodiversiteit. Door gewassen regelmatig af te wisselen put je de bodem minder uit, je creëert meer variatie in insecten en bodemleven.
Weiland met kruidenrijke mix: zeer insect- en vogelvriendelijk ( bron: Weidevogelvereniging)
Vanzelfsprekend is de landschapsdiversiteit op en rond de boerderijen zelf ook een bepalende factor voor biodiversiteit. In verband hiermee spreekt men van ‘natuurinclusieve landbouw’, los van het wel of niet hanteren van de biologische landbouwmethode. Strakke eisen zijn nog niet gedefinieerd en zitten dan ook niet per definitie bij de biologische eisen ingebakken.
Het Louis Bolk Instituut heeft in 2016 uitgangspunten voor natuurinclusief boeren in de vorm van 'vier pijlers' geformuleerd. Volgens het Louis Bolk richt 70-80-% van de biologische landbouwbedrijven in Nederland zich op alle vier de pijlers.
'Vier pijlers' van natuurinclusieve landbouw ( bron: Louis Bolk Instituut)
De vogelbescherming heeft gezien de ernst van de situatie reeds specifieke eisen ontwikkeld voor boerenlandvogels: vogelvriendelijke zuivel. Je weet dan zeker dat er op minstens 20% van het weideareaal geboerd wordt met waterbeheer en maaibeheer dat rekening met deze vogels houdt. Dit maakt enorm veel uit. Dit blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek naar de grutto; een van de meest bedreigde weidevogels.
Men rekent in de vogelwereld met 'broeddichtheid': het aantal vogelparen dat erin slaagt een nest te bouwen in aantallen per 100 hectare. Het hoogst is 'grutto-broeddichtheid' in natuurreservaten; er zijn enkele reservaten in Nederland waar de broeddichtheid van grutto's 100 of hoger is (bijvoorbeeld het natuurgebied Eemland in de provincie Utrecht). Bij gebieden die agrarisch in gebruik zijn noemt men tegenwoordig 10 vaak al een goede dichtheid, maar is een dichtheid van 5 meestal de norm. In de praktijk betekent een dergelijk laag getal dat de gruttopopulatie in Nederland gestaag zal afnemen om uiteindelijk te verdwijnen. (Dat heeft weer te maken met broedsucces en het overlevingspercentage van de jonge vogels in de kwetsbare eerste periode dat ze uit het ei zijn.)
Kwetsbaar: grutto bij Ransdorp, Amsterdam Noord
Aan de Friese westkust van het Ijsselmeer heeft men de verschillen met vogelvriendelijk beheer goed in kaart kunnen brengen. Van 2007 tot 2010 heeft men daar zo'n 850 gruttoparen gevolgd in een gebied van 8500 hectare, waar 20% extensief (=vogelvriendelijk) werd beheerd. Bij extensief beheer van weidegebied werd in die weilanden een broeddichtheid van 30 gemeten.Dat zijn zes maal zoveel gruttoparen als bij intensief beheer. Er Het verschil bij broedsucces was nog groter: in de intensief beheerde gebieden kwam slechts 32% van de eieren uit tegenover 54% in de extensief beheerde gebieden. Het aantal eendagskuikens dat vervolgens terugkeerde als volwassen vogel was 10 keer hoger bij vogelvriendelijk beheer. (bron: Fryske Gea/RUG )
Ergo: ten aanzien van de grutto mag je wel stellen dat als je géén vogelvriendelijk weidebeheer pleegt, de grutto dan zal uitsterven in Nederland. De biologische merken Zuiver Zuivel en Weerribben Zuivel hanteren inmiddels het logo van de vogelbescherming. Zou je het grutto onderzoek als uitgangspunt nemen, dan kun je wel zeggen dat in dit geval biologische landbouw mét vogelvriendelijk beheer in plaats van zeker 25% meer vogels, tot zo'n 600% meer vogels kan leiden (of meer). Kijk, zo komt het herstel van de biodiversiteit in Nederland goed op gang.
Buitenland en soja
Ten aanzien van biodiversiteit beperkten bovenstaande onderzoeken zich nog tot Nederland en de EU. Als het gaat om behoud van biodiversiteit en dergelijke buiten de EU, dan lijkt er wel sprake van een zwart gat. Regels ten aanzien van het gebruik van pesticiden zijn in veel landen buiten de EU minder streng. Berucht zijn bijvoorbeeld bananenplantages, waar ook de medewerkers ernstig ziek worden, laat staan wat dat betekent voor flora en fauna. Dat verder uitzoeken voert hier te ver. Er is echter één onderwerp waar wel veel gegevens over zijn: het gebruik van soja in veevoer. Het behoud van het regenwoud en de keuze voor biologische zuivel blijkt hier een ongekend voordeel met zich mee te brengen.
Sojaplantage in het zuiden van Brazilië, zone van het Atlantische regenwoud (bron: Wikimedia)
Een groot deel van ons veevoer is afkomstig van buiten de EU, met name van grote sojaplantages in Brazilië. Hiervoor zijn grote stukken regenwoud plat gelegd. Om exact te zijn, het gaat niet alleen om het Amazonewoud, maar ook om het zogenaamde Atlantische regenwoud en de savannachtige Cerrado. De biodiversiteit is enorm. Geen wonder dat zoveel natuurorganisaties er terecht op hameren dat we minder vlees en zuivel moeten eten: volgens het WNF consumeert een europeaan gemiddeld 60 kg soja per jaar: dat zijn 3 basketbalvelden. Hier valt bij aan te tekenen dat volgens Milieucentraal 50% van alle soja in Nederland afkomstig is van ontbossingsvrije teelt (RTRS: Round Table for Responsible Soy). Probleem is dat er alsnog grote stukken bossavanne voor zijn platgelegd. Het WNF lobbyt daarom voor een strenger keurmerk. Inmiddels bereidt de EU wetgeving voor om de ontbossing door soja tegen te gaan. Daarmee zijn we er nog niet, aangezien het hier gaat om grootschalige landbouw met grootschalige inzet van pesticiden waarvan de gevolgen niet adequaat worden gemonitord.
Bij het Wereldnatuurfonds heeft men uitgerekend hoeveel soja aan veevoer er nodig is voor een liter melk: 35 gram. Dit kun je omrekenen naar de dagelijkse zuivelconsumptie van een gemiddelde Nederlandse consument, hetgeen neerkomt op het equivalent van 0,8 liter melk per dag: 28 gram (zie artikel stikstof en melk). Dat is op jaarbasis zo'n 10 kilo soja voor de zuivelconsument per jaar. In Brazilië brengt een hectare jaarlijk gemiddeld 4,5 ton op: voor die jaarlijkse 10 kilo is dan zo'n 200 vierkante meter nodig. Ofwel een half basketbalveld aan landbouwoppervlak.
Het scheelt vermoedelijk een half basketbalveld aan (sub)tropische ontbossing als je overstapt naar biologische zuivel (afbeelding: Wikimedia)
Voor biologische zuivel geldt als eis dat het biologische veevoer voor minstens 60% afkomstig moet zijn van eigen bedrijf of uit de regio. Bionext stelt dat er ook voor die resterende 40% geen soja gebruikt wordt waarvoor stukken oerwoud zijn gekapt. Men heeft hiertoe de convenant 'Solidair met soja' opgesteld. De gebruikte soja is niet afkomstig uit Zuid-Amerika, maar gecertificeerd biologisch (in omschakeling) uit China. Bij biologisch-dynamische zuivel zijn de eisen ten aanzien van veevoederimport nóg een slag strenger: minstens 80% dient afkomstig te zijn van voer uit het eigen bedrijf.
Kortom: het scheelt op dit moment ongeveer een half basketbalveld aan (sub)tropische ontbossing als je overstapt naar biologische zuivel. Als je wilt weten wat dit betekent in termen van biodiversiteit, kom je in vergelijking met de Nederlandse situatie toch in een soort supercategorie terecht. Tropische regenwouden behoren tot de rijkste habitats voor biodiversiteit ter wereld: zo'n 50% van alle soorten flora en fauna ter wereld is er te vinden. De achteruitgang in biodiversiteit in de afgelopen 50 jaar is hallucinerend. Volgens het World Living Report van het WWF zijn in de periode 1970-2018 wereldwijd 69% van alle wilde dieren verdwenen. Van alle werelddelen is Zuid- en Middenamerika in dit opzicht het meest getroffen: een welhaast ongelofelijke achteruitgang van 94%.
Met andere woorden: overstappen naar biologische zuivel stopt de neergang, maar hier geldt in nog veel sterkere mate dan in Nederland dat er heel veel meer nodig is om richting herstel van biodiversiteit te gaan.
In de periode 1970-2018 zijn de aantallen wilde dieren in Zuid- en Middenamerika met 94% afgenomen
(bron: World Living Planet Report 2022, WWF)
Conclusies
Onderzoek na onderzoek toont aan dat de biodiversiteit in Nederland fors achteruit gegaan is in de afgelopen decennia. Dat intensieve landbouw hier een groot aandeel in heeft staat als een paal boven water. Wat precies de bijdrage is, daarover kun je zeker discussiëren, maar dat is geen reden het te bagatelliseren. Als vuistregel mag je gerust stellen dat een derde van de achteruitgang aan de intensieve landbouw toegeschreven kan worden.
Op biologische landbouwpercelen wordt zeker 30% meer biodiversiteit aangetroffen. De stikstofuitstoot is in de biologische melkveehouderij bijna de helft minder, waardoor de achteruitgang van heide en bos, zoals op de Veluwe of in Drenthe, een halt toegeroepen kan worden. Het niet gebruiken van kunstmest en pesticiden zal daarnaast allerlei andere overloopeffecten hebben die nog niet in kaart zijn gebracht. Om te beginnen het herstel van de Nederlandse kleine wateren. Deze zitten voor de helft vol met eenzijdige algengroei door kunstmestoverschotten. Geen kunstmest alleen al betekent direct meer plantensoorten en minder eutrofiëring.
Desalniettemin: biologische landbouw kan de achteruitgang slechts ten dele stoppen. Aanvullende eisen op het gebied van natuurinclusief boeren zijn hard nodig, wil er überhaupt sprake zijn van serieus herstel van biodiversiteit in Nederland. Op dit moment is een perfect voorbeeld daarvan het keurmerk voor weidevogels van de vogelbescherming. Zo kan een ijzersterke combinatie van twee keurmerken ontstaan, waarbij biodiversiteit zich over een brede linie kan herstellen.
Zuiver Zuivel: een voorbeeld van de ijzersterke combinatie van twee keurmerken, waardoor biodiversiteit zich over een brede linie kan herstellen)
Tot slot is er nog berekend dat het op dit moment vermoedelijk een half basketbalveld aan (sub)tropische ontbosd areaal scheelt als je als consument overstapt naar biologische zuivel. Je herstelt er de schade nog niet mee, maar je draagt er niet meer aan bij.
Kortom, er staat nogal wat op het spel. Het merkwaardige is nu dat zelfs deze onmiskenbare voordelen toch omgedraaid worden door tegenstanders van biologische landbouw. Zo krijg je al snel het standaardargument te horen dat biologisch niet realistisch is omdat er dan meer extra land nodig zou zijn. Men betoogt dan dat door lagere opbrengsten de natuur juist extra belast wordt omdat er meer landbouw nodig is. Ronduit brutaal wordt zodra beweerd wordt dat biologische landbouw bijdraagt aan meer honger in de wereld. (Een recente variant hierop is de Nederlandse documentaire 'Paved Paradise'.)
Het is toch kras: eerst sloop je de natuur met alle gevolgen van dien, en dan beschuldig je degenen die het principieel anders doen van het veroorzaken van nóg meer afbraak.
Toch schuilt achter deze brutale houding vanuit de tegenstanders van biologische landbouw zeker nog een reëel punt: we moeten sowieso met onze landbouw minder produceren, want we consumeren inderdaad teveel. Dat komt om te beginnen omdat we anders zijn gaan eten: vooral veel meer vlees (bijna het dubbele t.o.v. 1970). Een andere grote factor is dat zo'n 30% van ons voedsel wordt weggegooid. Minder vlees, maar ook minder zuivel eten scheelt fors in het gebruik van landbouwgrond, of het nu biologisch is of niet. Zo blijft er van het verhaal van al die extra landbouwgrond die nodig zou zijn bij omschakeling naar biologisch helemaal niets over.
Minder consumeren én hoogwaardige producten kopen met respect voor mens en natuur, dat lijkt me doorslaggevend. Stikstofzuivel of glyfosaatappels kun je gewoon niet hoogwaardig noemen in dit opzicht, biologische landbouwproducten wél. Wie weet komen er in de toekomst nog prachtige landbouwuitvindingen die het beter doen, maar het gaat mij erom wat de impact is als je nú stappen zet. Die positieve impact van biologisch op biodiversiteit blijkt hoog te zijn. Punt uit.