(zie hier voor een algemene inleiding van Kapitaal en Ideologie)
In het tweede deel van zijn boek behandelt Piketty de meest extreme vorm van ongelijkheid: de slavernij en de gang van zaken rond de afschaffing in de 19e eeuw.
Piketty wijst op het onderscheid tussen samenlevingen met tot slaaf gemaakten en zogenaamde 'slavenstaten'. Men spreekt van een slavenstaat als tenminste 30% van de bevolking uit slaven bestaat. Daarnaast kun je ook kijken naar de rechten die tot slaaf gemaakten hebben: in de oudheid was slavernij wijdverbreid in het Middellandse zeegebied en kwam het ook voor dat tot slaaf gemaakten belangrijke openbare functies bekleedden. Dan heb je nog lijfeigenschap in allerlei varianten, waarbij boeren wel een eigen leven hadden en beperkte rechten op eigendom, maar wel gedwongen waren om land te bewerken. Deze variant kwam veel voor in de Middeleeuwen in Europa.
Slave Ship: Slavers throwing overboard the Dead and Dying — Typhoon coming on
W. Turner, 1840 (Boston Museum of Fine Arts, bron: wikimedia)
De trans-Atlantische slavernij is een van de hardste vormen van slavernij met de minste rechten. Bij de barre Atlantische overtocht kwam een vijfde van de mensen om. In West-Indië ( het Caraïbisch gebied) werden tot slaaf gemaakten behandeld als roerend goed: men had geen recht op bezit, ook niet op zoiets als een privéleven, zelfs niet op een eigen erkende naam. Over het algemeen zijn dit slavenstaten met ongekend hoge percentages.
Er zijn meer slavenstaten in de geschiedenis. Buiten de bekende westerse context vermeldt Piketty het gebied van het huidige Congo, het kalifaat Sokoto in het noorden van Nigeria eind 19e eeuw, en het koninkrijk Atjeh op Sumatra. Allemaal staten met naar verluidt tussen de 20 en 50% tot slaaf gemaakten. Onderzoek is veelal lastig wegens gebrek aan registratie.
Naar schatting zijn er 20 miljoen mensen tot slaaf gemaakt in de Afrikaanse slavenhandel gedurende 1500-1900: een derde hiervan verliep door de Sahara richting de Rode Zee en de Indische Oceaan.
Bijzonder uniek zijn de slavenstaten in West-Indië, waar de bevolking zo hard groeide in de 18e eeuw, dat deze uiteindelijk voor 80-90% uit tot slaaf gemaakten bestond. Dit is uniek in de wereldgeschiedenis überhaupt (bv Rome en Athene kwamen in de Oudheid niet verder dan 50%).
Haïti, destijds Santo Domingo, spande de kroon met 90%. Als welvarend eiland met de productie van suiker, koffie en katoen, was dit hét kroonjuweel van de Franse koloniën in het Caraïbisch gebied. Het telde 450.000 tot slaaf gemaakten (Van de in totaal 700.000 slaven eind 18e eeuw in Franse gebieden: 600.000 in West Indië, 100.000 ook nog op het huidige Mauritius en Reúnion.)
De trans-Atlantische slavenhandel bleef maar groeien gedurende de 18e eeuw (zie afbeelding helemaal onderin). De roep om maatregelen tegen de vele wantoestanden nam ook toe. Het Atlantische transport werd formeel verboden in de periode 1807-1815. Dit had gevolgen voor de rechten van tot slaaf gemaakten , omdat plantagehouders nu gingen zoeken naar vormen van ‘reproductie’, waarbij er iets meer van een eigen leven voor tot slaaf gemaakten mogelijk werd. Er moesten immers gezonde kinderen grootgebracht worden die vervolgens weer als tot slaaf gemaakte konden dienen.
Piketty brengt in kaart hoe de afschaffing van slavernij in verschillende landen in zijn werk is gegaan.
.
Afschaffing in Groot-Brittannië en Frankrijk
De afschaffing in Frankrijk is bijzonder wegens de Franse Revolutie. Toen de kleine groep van vrije voormalige tot slaaf gemaakten op Santo Domingo naar aanleiding van de Franse Revolutie om stemrecht vroeg, werd dit hen vanuit Parijs nog geweigerd.
Haïti, Slag bij Vertrières, 1803: de definitieve nederlaag van de Franse expeditiemacht.
(bron: wikimedia)
Een grote slavenopstand begon in augustus 1791, geïnitieerd door de duizenden ontsnapte tot slaaf gemaakten die in de bergen woonden. De plantagehouders moesten vluchten. In februari 1794 kondigde de Nationale Conventie in Parijs de afschaffing van de slavernij aan voor alle Franse gebieden. Napoleon draaide dit na gelobby van slavenhouders in 1802 terug, behalve op Santo Domingo, dat zichzelf inmiddels Haïti noemde en in 1804 de onafhankelijkheid uitriep. Overigens leidde het terugdraaien van Napoleon tot een grote opstand op Guadeloupe, waarna 10.000 tot slaaf gemaakten werden geëxecuteerd of gedeporteerd en de Fransen zelfs gedurende 1810-1820 tijdelijk toch nieuwe tot slaaf gemaakten uit Afrika lieten aanvoeren.
(Interessant vanuit het Nederlandse perspectief is dat in Curacao reeds in 1795 een grote opstand plaats vond onder leiding van Tula. Tula beriep zich op de Franse revolutie nadat in Nederland in 1795 de Bataafse Republiek was uitgeroepen. De opstand werd uiteindelijk neergeslagen en Tula werd op gruwelijke wijze ter dood gebracht als afschrikwekkend voorbeeld.)
Opstand in Jamaica, 1831-1832 , The burning of Roehampton Estate, Duperley (bron: wikimedia)
De Franse Revolutie en vooral Haïti heeft inspiratie geboden aan opstanden elders. In 1823 was er een grote opstand in Brits Guyana. Aan de formele Britse afschaffing van de slavernij in 1833 ging eerst nog een grote opstand in Jamaica in 1831 vooraf. De Britse afschaffing leidde tot een extreem ruime compensatie aan de 4000 slavenhouders. Zij ontvingen een vergoeding van 20 miljoen pond, het equivalent van 5% van het Britse BNP van die tijd. (Omgerekend naar nu 120 miljard euro, ofwel 30 miljoen per slavenhouder. Betaald door de Britse belastingbetaler in een regressief stelsel: vooral de modale inkomens dus.) De 800.000 voormalige tot slaaf gemaakten kregen zelf helemaal niets en kwamen in een situatie terecht van (slecht) betaalde arbeid bij hun voormalige eigenaren.
Haïti werd min of meer gedwongen de voormalige slavenhouders te compenseren in ruil voor erkenning van de onafhankelijkheid
Afbeelding: De Franse delegatie legt haar eisen voor compensatie voor aan president Boyer van Haïti (bron: wikipedia)
Haïti zelf heeft letterlijk een hoge prijs betaald voor het realiseren van de onafhankelijkheid. Frankrijk erkende de onafhankelijkheid van Haïti in 1825, nadat Haïti akkoord was gegaan met het vergoeden van de voormalige slavenhouders voor een bedrag van 150 miljoen goudfranken. (Omgerekend naar nu zo'n 20 miljard euro.) Dit is het equivalent van 2% van het toenmalige Franse BBP. Omgerekend betekende dit 300% van het BBP van Haïti in 1825 en met de 5% rente die standaard was in die tijd, komt dat neer op het betalen van 15% van het jaarlijkse BBP aan alleen al de rente. Jaar in jaar uit. Wat Haïti ook probeerde, nooit werd de schuld ook maar ten dele kwijtgescholden. Uiteindelijk droegen de Fransen de vordering over aan de VS, dat Haïti van 1915 tot 1934 bezette. De schuld is officieel geheel afgelost en terugbetaald in 1950. Hier kwam nog bij dat het land als een soort paria werd behandeld. Met de onafhankelijkheid verloor het grotendeels de suikerproductie aan Cuba en Brazilië. De katoenproductie verplaatste zich naar het Zuiden van de VS.
Bij de viering van 200 jaar onafhankelijkheid in 2004 kwam de Franse president Chirac niet, omdat de Haïtiaanse president Aristide weer over die 150 miljoen wilde beginnen. Het blijft een pijnlijk stuk geschiedenis en niet alleen voor Frankrijk. Häiti heeft een grote rol gespeeld in de afschaffing van de slavernij en behoort anno 2020 tot de 20 armste landen ter wereld (op basis van BBP per hoofd van de bevolking).
Een plantage op Reunion, 19e eeuw (bron: wikimedia)
Na het erkennen van Haïti volgen in Frankrijk vele discussies over het afschaffen van de slavernij met voorstellen zoals van de Tocqueville, om niet alleen de belastingbetaler, maar ook de tot slaaf gemaakten zelf te laten meebetalen in de vorm van 10 jaar tegen laag loon werken in een soort banenproject van overheidswege.
Uiteindelijk schaft Frankrijk de slavernij af in 1848. Er komt een vergoeding voor de plantagehouders van staatswege ter waarde van 3% van het toenmalige Franse BBP (600 franc per tot slaaf gemaakte, hetgeen 4-6 jaar loon was voor een vrije werkman in die tijd). Men ziet deze regeling zelfs nog als een kostendelingscompromis, omdat een tot slaaf gemaakte toch eigenlijk minstens het dubbele waard was, dus de plantagehouders verloren er zelfs op.
Daarmee zijn we er niet, want er volgen zeer nadelige wetten voor de voormalige tot slaaf gemaakten, bijvoorbeeld tegen landloperij op Reunion, waarbij je als inwoner een lange termijn arbeidscontract moet kunnen overleggen, anders wordt je opgepakt en gedwongen tewerkgesteld in een van staatswege ingestelde disciplinaire inrichting.
Alexis de Tocqueville (1805-1859), liberaal denker, "vrijheid is mijn grote passie"
(Maar daar moet je wel aan wennen wat hem betreft,
zo wilde hij tot slaaf gemaakten de eerste jaren het recht op grondbezit ontzeggen)
(Het voorstel van de Tocqueville om voormalige tot slaaf gemaakten gedurende 10-20 jaar het recht te ontzeggen op grondbezit, haalde het niet. De liberale denker dacht dat men eerst de smaak te pakken moest krijgen van werk en inspanning. Dit leerproces zou spaak kunnen lopen wanneer men te vroeg met de voordelen van grondbezit in aanraking was gekomen.)
Overigens was dit soort wetgeving heel normaal in het Europa van de 19e eeuw. De staat steunde de werkgevers de lonen laag te houden en de rechtsspraak was vanzelfsprekend een en al voordeel voor de werkgever. Arm zijn kon tot dwangarbeid leiden, bijvoorbeeld nog in Zweden in 1885. (Zie voor Nederland ook de ' Maatschappij van Weldadigheid' in Drenthe) Begin 20e eeuw worden deze wantoestanden behoorlijk aangepakt dankzij de opkomst van het algemeen stemrecht en dergelijke. In de koloniën duurt dit helaas beduidend langer.
Trinidad 1897, een groep zojuist gearriveerde contractarbeiders ('coolies') uit India (bron: wikimedia)
Veel tot slaaf gemaakten weigerden desalniettemin voor hun voormalige eigenaren te werken. Franse (evenals Britse) plantagehouders namen daarom hun toevlucht tot het invliegen van nieuwe contractarbeiders, veelal uit India, met de wurgcontracten die daarbij hoorden. Je betaalde dan 10 jaar lang een deel van je schamele loon weer aan je werkgever voor onderdak en de reis er naartoe. Lijfstraffen uit de periode van de slavernij werden aansluitend vervangen door zware financiële sancties wanneer je niet hard genoeg werkte of anderszins ongehoorzaam was. De nawerking van de Franse slavernij is heden ten dage nog goed te zien in bijvoorbeeld Reúnion waar allerlei witte families de grond bezitten. De discussie over dit soort zaken is in Frankrijk (en elders) nauwelijks van de grond gekomen.
De afschaffing in de VS
Rond 1800 waren er 2,6 miljoen inwoners in de zuidelijke staten van de VS, waarvan 0,9 miljoen tot slaaf gemaakten. Vanaf 1800 was er een systeem van ‘reproductie’ met iets van een familieleven en soms godsdienst en soms onderwijs. (Of juist geen onderwijs: in Virginia, Carolina en Louisiana werden zware straffen opgelegd aan mensen die tot slaaf gemaakten leerden lezen.) Rond 1860 waren er 8 miljoen ‘witten’ en 4 miljoen tot slaaf gemaakten. Het systeem van ‘reproductie’ werkte kennelijk naar volle tevredenheid. Na de onafhankelijkheid van Haïti nam het zuiden van de VS de leidende rol in de katoenproductie over, hetgeen gecombineerd met de industriële revolutie de grondslag legde voor de wereldwijde dominantie van de Europese textielindustrie.
De ontwikkeling van de slavernij in enkele noordelijke en zuidelijke staten met elkaar vergeleken
In de periode 1810-1820 waren mensen als Jefferson, Madison en Monroe druk bezig geweest met allerlei plannen om de slavernij op te heffen. Echter, met forse compensatie voor de plantagehouders, niets voor de tot slaaf gemaakten. Opvallend is dat Jefferson c.s. en velen met hen, de gedachte van vreedzaam samenleven met de zwarte medemens maar niet konden bevatten. Zij maakten zich zelfs sterk voor het terug naar Afrika deporteren. Bij wijze van experiment gingen in de periode 1816-1867 zo’n 13.000 voormalige tot slaaf gemaakten naar Liberia (waar ze zelf weer een elite gingen vormen als exclusieve bevolkingsgroep met stemrecht: zie hiertoe de Engelstalige Wikipedia pagina).
Tot slaaf gemaakten op de katoenplantage van J. J. Smith in Beaufort, South Carolina 1862 (Getty Centre, bron: wikimedia)
Rond 1800 waren Noord en Zuid nog aan elkaar gelijk, rond 1860 had Noord 19 miljoen inwoners: 7 miljoen meer. Het hete hangijzer bij de verkiezing van Lincoln tot president in 1860 was de status van de nieuwe staten in het Westen van de VS. Deze moesten vrij van slavernij zijn. Aan het zuiden werd een geleidelijk plan aangeboden met compensatiemaatregelen zoals deze in Engeland en Frankrijk waren toegepast. In plaats daarvan kwam de burgeroorlog met 600.000 doden. Daarna was er natuurlijk van compensatie geen sprake meer. Aan de vrijgelaten tot slaaf gemaakten was in 1865 nog ter compensatie 15 hectare eigen land beloofd ('40 acres and a mule'), hetgeen binnen no time vergeten was.
Tot 1885 hadden de zwarten in het zuiden stemrecht, uitsluiting op basis van ras was verboden. Daarna grepen de voormalige slavenhouders en hun achterban de macht. Stemrecht werd ingebonden op basis van educatieve tests en andere oneerlijke praktijken. In de periode 1885-1908 daalde het aantal zwarte mensen dat stemde in de zuidelijke staten van 61% naar 2%. Deze situatie duurde in essentie tot de jaren 60. De zwarten emigreerden naar het Noorden; in Alabama was bijvoorbeeld in 1920 85% zwart, in 1970 53%.
Mars naar Washington, 1963.
Twee jaar later was er eindelijk weer sprake van algemeen kiesrecht in de VS.
(afbeelding: library of congress)
De afschaffing in Brazilië.
Rond 1800 waren er in Brazilië 1,5 miljoen tot slaaf gemaakten en bij de afschaffing in 1888 was dat aantal nog min of meer hetzelfde. Tot in 1860 kwamen er nog slaventransporten binnen, zij het op een lager niveau. Er waren meer gemengde huwelijken en meer vrijlatingen. M.a.w.: in Brazilië was het allemaal wat diffuser. Daarnaast groeide de bevolking hard en nam het percentage tot slaaf gemaakten in de periode 1750-1880 af van 50% naar 20%.
Openbaar straffen van tot slaaf gemaakten in Brazilië, ca 1827-1835, J.M. Rugendas (Itaú Cultural, Sao Paolo, bron: wikimedia)
Er waren allerhande opstanden, er was zelfs 100 jaar lang een zwarte republiek in de bergen, ‘Quilombo Palmares’. Voortdurend werd er gediscussieerd over het inperken van de slavernij. In 1871 kwam de wet van de ‘vrije buik’, waarbij kinderen van tot slaaf gemaakte vrouwen opgroeiden als vrij burger. Een jaar na de afschaffing van de slavernij werd de keizer, die voor afschaffing was, afgezet door de elite die vond dat hij hun belangen had verkwanseld. Zo ontstond in 1889 de (Oude) Republiek Brazilië. Stemrecht was in de nieuwe grondwet vervolgens voorbehouden aan geletterden. Gevolg was dat 70% van de bevolking niet aan de verkiezingen kon meedoen. In 1950 was dit aantal nog steeds meer dan 50% en in 1980 nog 20%. In 1988, na het einde van de militaire dictatuur (1985), kreeg iedereen eindelijk stemrecht. Brazilië is vandaag de dag aan de ene kant een land waar 90% van de bevolking een gemengde afkomst heeft, maar waar de tegenstellingen tussen rijk en arm enorm zijn. Nog steeds hebben de grondbezitters onevenredig veel macht en maken vaak gebruik van geweld om arbeiders te onderdrukken. De noordoostelijke suikerregio’s, kerngebieden van het Braziliaanse slavernijverleden, spannen wat dat betreft de kroon.
De afschaffing van de slavernij in Suriname en de Antillen
In aanvulling op Piketty: Nederland schafte de slavernij laat af. In 1863 was het zover. Ook hier gingen de debatten over de vraag voor compensatie aan de slavenhouders en de mate waarin tot slaaf gemaakten zelf zouden moeten meebetalen. Uiteindelijk werd in Suriname een bedrag van 300 gulden per tot slaaf gemaakte betaald, omgerekend naar nu 3300 euro (bron: IISG). Het ging om 35.000 slaven in Suriname en 12.000 op de Antillen. (Vergeleken met Frankrijk en Groot-Brittannië is dit beduidend minder: die betaalden meer dan 10 keer zoveel. )
Stille getuigen: voormalige slavenhuisjes op Bonaire
(afbeelding: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, CC BY-SA 4.0)
In Suriname werden de voormalige tot slaaf gemaakten voor een periode van tien jaar onder staatstoezicht geplaatst en bleven ze dus veelal op dezelfde plantages werken. In deze periode waren vrijgelaten plantagewerkers tussen de 15 en 60 jaar verplicht een arbeidsovereenkomst af te sluiten. Men was daar nogal bang dat de plantages massaal verruild zouden worden voor het leven in de jungle. Op de Antillen was geen jungle, dus vond men deze regeling niet nodig en werd zelfs het compensatiebedrag per tot slaaf gemaakte lager vastgesteld tot een bedrag van 200 gulden. (bron: J. Alberts, 'Redder van de slaven' Historisch Nieuwsblad nr. 6, 2012)
Overigens maakte men in Suriname in navolging van de Britten en de Fransen na de afschaffing van de slavernij op grote schaal gebruik van contractarbeiders omdat de voormalige tot slaaf gemaakten niet stonden te springen om voor de voormalige slavenhouders voor een habbekrats te gaan werken. Deze contractarbeiders kwamen uit Brits-Indië, Java en China.
Afsluiting
Voor enig zicht op de aantallen, ter indicatie een grafiek met daarin de groei van de slavernij in Noord- en Zuid-Amerika in de 18e en 19e eeuw.
Resumerend: overal waar de slavernij in de 19e eeuw is afgeschaft, is dit gedaan zonder compensatie voor de tot slaaf gemaakten. De voormalige slavenhouders bleven de bezitters van land. Waar dit niet het geval was, Haïti, werd het land aanvankelijk buitengesloten en opgezadeld met een enorme schuld om als het ware de eigen onafhankelijkheid mee af te kopen. Afgezien van het onderwerp van herstelbetalingen, valt er nog meer over te zeggen. Zo zijn er nog regio’s die überhaupt nooit rekenschap over hun slavernijverleden hebben afgelegd, waarbij vooral de staten van het rijke Arabische schiereiland in het oog springen. (Goed idee: een internationale conferentie? Zie ook: mogelijke maatregelen deel 2)
Toevoeging EB: Vandaag de dag is slavernij in geen enkel land formeel toegestaan. Desalniettmin bestaat het nog steeds. De klassieke vorm is nog te vinden in Mauretanië en op verschillende plekken in de Sahara. Zie voor meer informatie hierover de Walk Free Foundation met de kanttekening dat deze organisatie een wel erg ruime definitie hanteert, waarbij iedere vorm arbeidscontracten met enige vorm van schuldaflossing tot slavernij wordt gerekend. (Zie voor een kritische beschouwing hierover: Hoe migratie echt werkt (mythe 20), van socioloog Hein de Haas.)