overview en conclusies

De geïnteresseerde lezer heeft in de voorgaande artikelen een overzicht gekregen van de ontwikkeling van inkomens- en vermogensongelijkheid in onze tijd, zoals geschetst in ‘Kapitaal en ideologie’.
Piketty heeft nog veel aandacht besteedt aan India. De landen in Afrika, Zuid- en Midden- Amerika en het Midden-Oosten, komen summier aan de orde. Er zijn hier nog veel interessante lessen te leren.

socialisme versus kapitalisme

Overal is er de rode draad van het spanningsveld tussen kapitalisme en communisme dat de 20e eeuw zo gekleurd heeft, met de uiteindelijke opkomst van het neo-liberalisme en de globalisering vanaf de periode 1980-1990. De dilemma’s hebben niet overal hetzelfde karakter, maar de tendens van een steeds grotere toename van kapitaal in handen van een relatief kleine groep is overal aanwezig. Zie figuren 0.3 en 0.4 in de introductie. De vraag wordt meer en meer hoe we hier als samenleving mee omgaan.
Wat voor conclusies kunnen we dan ook uit ‘Kapitaal en ideologie’ trekken? Piketty zelf wil het privékapitalisme zoals we dat kennen vervangen. Enerzijds door het principe van ‘tijdelijk bezit’ en meer circulatie van kapitaal, anderzijds via meer sociaal eigendom en stemrecht in grote ondernemingen. Hij doet hiertoe enkele concrete aanbevelingen. Zo koppelt hij de ontwikkeling van vermogensbelasting aan een plan om hiermee iedere jongvolwassene via een bepaalde formule een fors bedrag te doneren. (In Europa en de VS iets meer dan 100.000 euro) Een vergelijkbare vingeroefening doet hij voor het basisinkomen als onderdeel van een ‘ecologische verzorgingsstaat’. Een probleem is dat dergelijke voorstellen vrij snel een eigen leven gaan leiden. Ze leiden eigenlijk zo de aandacht af van een bredere discussie over de verdeling van vermogens. (Zie ook voorbeeldtabel van Piketty bij mogelijke maatregelen deel 2)

Het is hoe dan ook al winst als men de moeite neemt om zelf eens na te denken over de implicaties van Piketty’s onderzoek. Bij deze een bijdrage.

Informatie over vermogens.

Het boven tafel krijgen van de werkelijke eigendomsverhoudingen speelde een grote rol in de debatten in Engeland en Frankrijk in de 19e eeuw. Structureel schatten de voorstanders van behoud van de status quo de scheefheid van de verhoudingen te laag in. Zodra er echter cijfers op tafel kwamen, veranderde het debat en kon men het erover hebben in hoeverre een verandering van de situatie wenselijk was.


Cartoon over grootgrondbezitters, Engeland 1909

In Engeland was een grootschalig kadastraal onderzoek naar het grondbezit doorslaggevend, in Frankrijk het openbaar maken van de erfenisregisters. Niet toevallig betreft dit gegevens die betrekking hebben op vermogens.
Vreemd genoeg is er in de 20e eeuw niet echt een algemeen geaccepteerd gebruik ontstaan waarbij de vermogensverhoudingen in landen gemonitord worden. Anno 2020 is het door de globalisering zelfs ondoorzichtiger geworden om vermogens te registreren. Het zou daarom bijzonder logisch zijn om structureel het eigendom van vermogen in kaart te brengen.

Democratie (en medezeggenschap)
Als een rode draad doortrekt de ontwikkeling van democratie richting algemeen kiesrecht de discussies over de vermogensverhoudingen in Frankrijk en Engeland in de 19e eeuw. Niet voor niets worden de eerste progressieve belastingstelsels pas ingevoerd nadat het grootste deel van de bevolking kiesrecht heeft gekregen.

Oproep voor demonstratie voor algemeen kiesrecht 1910

De conclusie ligt voor de hand dat inspraak een goede waarborg is voor evenwichtiger bezits- en inkomensverhoudingen. Aangezien de verhoudingen tegenwoordig weer schever zijn geworden, kun je stellen dat het dan noodzakelijk is om stappen richting meer inspraak te zetten.
Dit geldt op meerdere niveaus. Het is ontnuchterend om te beseffen dat het aanvankelijk de sociaaldemocratische partijen zélf zijn geweest die steeds minder oog hebben gekregen voor hun oorspronkelijke achterban. Tegenwoordig gaat het al breder om de legitimiteit van reguliere politieke partijen als zodanig.
Het gaat echter ook om inspraak op internationaal vlak en op organisatieniveau (profit én non-profit organisaties). Piketty wijst er ten aanzien van het laatste op dat medezeggenschap in ondernemingen in de 20e eeuw niet van de grond is gekomen, met Duitsland, Oostenrijk en Scandinavië als positieve uitzonderingen, die evenwel ook aan revisie toe zijn. Op internationaal vlak liggen de uitdagingen al helemaal voor de hand, of het nu de FIFA is, de VN of de EU.

Inkomen en vermogen

De inkomensongelijkheid wordt veelal tamelijk grof weergegeven in een Gini-coëfficient, waardoor je een gemiddelde ongelijkheid kunt vaststellen.

Gini coëfficient

Landen naar Gini-coefficiënt in 2018: 0% zou volledige gelijkheid zijn. Donkergroen = onder 30%, donkerrood = meer dan 60%
(bron: wikimedia, berekeningen Wereldbank)

Piketty vindt het hoog tijd voor een aanvulling van dit kengetal door meer te differentiëren naar inkomensgroepen. Bij hem zijn dit doorgaans de onderste 50% en de bovenste 10% en 1%, soms aangevuld met de groep van middeninkomens van 40% of de superelite vanaf 0,1%.

Wanneer je daarnaast op deze basis ook structureel de vermogensongelijkheid gaat monitoren, dan kun je beter nadenken over economisch beleid. Het is zonder meer de grote verdienste van Piketty dat hij via zijn eerste boek ‘Kapitaal in de 21ste eeuw’ de aandacht van de wereld heeft weten te vestigen op vermogensongelijkheid. Piketty zou wat mij betreft hiervoor alleen al de nobelprijs voor economie mogen ontvangen.

Nobelprijs Economie Piketty

Vermogensongelijkheid blijkt vrijwel altijd veel schever dan inkomensongelijkheid en geeft daarmee een beter beeld van de tegenstelling tussen arm en rijk in een land.Het is hoog tijd om vermogen voortaan structureel een rol in het maatschappelijk debat over ongelijkheid te laten spelen. Een dergelijk debat zou als uitgangspunt de door Piketty geschetste historische ontwikkelingen in de VS en Europa na beide wereldoorlogen kunnen nemen. De rode draad is daar dat tot de periode 1980-1990 er forse verbeteringen optreden in de vermogensverhoudingen, gecombineerd met economische voorspoed. Na 1980-1990 worden naar aanleiding van een recessie de ontwikkelingen weer teruggedraaid en is ontstond opeens het verhaal dat ongelijkheid goed is voor economische groei.
We zijn weer onderweg naar 19e eeuwse verhoudingen. In de VS kan de bovenste 1% al in 2030 45% van het Amerikaanse vermogen in handen hebben: het niveau van 1910. (zie afbeelding 13.9)

Vermogensverdeling 2020 Credit Suisse

Vermogensverdeling wereldwijd volgens het jaarrapport van Credit Suisse
(Zie voor meer details het artikel over het berekenen van je eigen vermogen.)

Wereldwijd zijn de cijfers zelfs erger. Ruwweg 25% van alle vermogen wereldwijd is inmiddels in handen van 0,1% (bron: Credit Suisse) Vermogen opbouwen betekent in onze samenleving zeggenschap verwerven over productiemiddelen. Wat betekent het voor een samenleving als een steenrijke elite zo'n groot deel van de productiemiddelen bezit? Dit heeft vergaande invloed op wát er geproduceerd wordt. Je krijgt dan een uitvergroting van allerlei voorkeuren die deze specifieke elite heeft, of het nu gaat om de bouw van raketten voor een kolonie op Mars of het onderhouden van een eigen voetbalclub, of om meer verheven goede doelen zoals het stichten van bibliotheken of het organiseren van vaccinatieprogramma’s. Ofwel: publieke voorzieningen worden dan afhankelijker van liefdadigheid en er is meer ruimte voor het uitleven van luxe hobby’s.



Een missie naar Mars: in voorbereiding bij o.a. Space X van Elon Musk (afbeelding NASA, via wikimedia)

Vermogensongelijkheid zou een vanzelfsprekend onderdeel moeten zijn van iedere discussie over economisch beleid.   Je kunt over de details verder discussiëren, maar wat mijzelf betreft kies ik als vuistregel liever voor meer vermogensaandeel voor een grote groep mensen en daarmee meer aandacht voor basisbehoeften en gezamenlijke publieke voorzieningen. Een goed concreet aangrijpingspunt om in deze richting te werken lijkt mij om de vermogenspositie van de onderste 50% te verbeteren. Het lijkt logisch om hiertoe een vermogensoverdracht van de bovenste 1% in gang te zetten.

Openbaarheid van informatie over vermogensbezit, het monitoren van vermogensontwikkeling en de verbetering van democratie en inspraakmogelijkheden vormen in elk geval basisingrediënten voor een dergelijke ambitie. Vervolgens zijn er erg veel aanknopingspunten om dit op een constructieve manier in gang te zetten.

Zie hiertoe: Mogelijke maatregelen




Deel dit artikel: